het gebied meer toegankelijk en werd ook de waterhuishouding verbeterd. Daardoor stonden ‘s winters niet meer grote delen van het land onder water. Door het gebruik van veel humusrijke mest (schapemest met heideplaggen) verbeterde niet alleen de waterhuishouding maar ook de voedselrijkdom van het Zuidelijk Westerkwartier. Toen men daarna ook nog de heidevelden ging ontginnen werd het zelfs mogelijk om buiten de bestaande lintbebouwing een bedrijf te beginnen. Dat het de boeren vroeger ook lang niet altijd meezat, blijkt uit het volgende. Bekend is dat er in de 18e eeuw wel drie keer een vee pestepidemie plaatsvond. Tijdens de tweede epidemie (“rotkoorts”) stierf zo’n 80% van het rundvee. In de 19e eeuw werd er nogal wat boekweit ver bouwd. Soms werden er stukken veen afgebrand om in de as de boekweit te zaaien. Pure roofbouw dus. Naast de boekweitgort, vormden aardappels en roggebrood verder het dagelijks voedsel. Langzamerhand vond er echter een verschuiving plaats naar alleen veeteelt voor zuivelproductie. De bedrijfjes waren meestal niet groot.